De Chinese industrie heeft het nog steeds zwaar. Alleen bij de exportorders is een lichtpuntje waar te nemen.
Dat bleek maandag uit de maandelijkse peiling onder inkoopmanagers in de Chinese industrie, van zakenbank HSBC. De zogenoemde Purchasing Managers Index (PMI) zakte in maart naar een niveau van 48,1 punten, tegen een stand van 48,5 punten in februari.
Door persbureau Bloomberg gepeilde analisten rekenden gemiddeld op een niveau van 48,7 punten in maart, ofwel een licht herstel van de index. Bij deze inkoopindex duidt een stand onder de 50 op krimp en een niveau boven de 50 op groei.
De Chinese inkoopindex voor de industrie bereikte in maart het laagste niveau in acht maanden. Zowel de lopende productie als de orderportefeuilles van industriële bedrijven lieten een sterkere krimp zien. Klein lichtpuntje vormden de nieuwe exportorders: die lieten wel groei zien.
Gaat overheid China groei aanjagen?
Volgens HSBC-econoom Hongbin Qu strekt de zwakke ontwikkeling de Chinese industrie zich over een breed front uit, waarbij vooral de binnenlandse vraag het laat afweten. “Ik verwacht dat de regering in Beijing nieuwe beleidsmaatregelen neemt om de groei te stabiliseren. Voor de hand liggende maatregelen zijn het stimuleren van private investeringen en gerichte investeringen in metronetwerken, sociale woningbouw, verbetering van de luchtkwaliteit, alsook lagere leentarieven.”
De Chinese regering mikt dit jaar, net als in 2013, op een groei van 7,5 procent, maar de vraag is of dit haalbaar is als de huidige zwakte in de industrie aanhoudt. Premier Li Keqiang heeft wel aangegeven rekening te houden met een lagere groei.
Klassieke groeimotor China hapert
China teert al jaren op een systeem waarbij exportgroei, mogelijk gemaakt door lage lonen, is gecombineerd met forse binnenlandse investeringen. Het door de overheid gecontroleerde bankensysteem voorziet aan de overheid gelieerde bedrijven van goedkope kredieten, waarmee de reusachtige expansie van de bouw en infrastructuur wordt gevoed.
Dit alles leverde krachtige groeicijfers op, maar twee groepen zijn daarbij het kind van de rekening geworden: Chinese consumenten en kleine en middelgrote bedrijven uit de private sector.
Chinezen met lage en middeninkomens zetten relatief veel geld opzij als spaarbuffer. Dat doen ze vanwege het ontbreken van goede sociale voorzieningen. Door de manipulatie van rentetarieven ten gunste van de kredietverleningen aan grote staatsbedrijven, is de rente op spaargeld echter laag.
Dit alles zorgt voor een relatief achterblijvende binnenlandse consumptie. Consumenten moeten namelijk meer geld naar hun spaarrekening overmaken, omdat ze zo weinig rente krijgen.
Kleinere private Chinese bedrijven worden in hun groei ook geremd door beperkte toegang tot de officiële bancaire kredietverlening. Zij zijn sterk afhankelijk van informele kanalen zoals financiering via familie en vrienden.
Binnenlandse consumptie aanjagen
China’s hoogste politieke leiders zijn zich goed bewust van deze tekortkomingen en gaven afgelopen najaar tijdens het vijfjaarlijkse Nationale Congres van de Communistische Partij aan waar de oplossingen vandaan moeten komen, zonder heel concreet te worden.
Duidelijk is dat China niet eindeloos kan doorgaan met op bancair krediet leunende investeringen in infrastructuur en andere bouwprojecten. Er moet een omslag komen naar een sterkere nadruk op consumptieve bestedingen aan de ene kant, en groei van het private midden- en kleinbedrijf aan de andere kant.
Lees ook de analyse van Z24′s Jeroen de Boer: Staat China aan de vooravond van een economische crisis?
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl